De Danse macabre is een symfonisch gedicht van de Franse componist Camille Saint-Saëns, (1835-1921). Het werk ging op 24 januari 1875 in première onder Édouard Colonne. Voorloper van het orkestwerk was een lied met pianobegeleiding uit 1872.
Het muziekstuk is gebaseerd op het gelijknamige gedicht van Henri Cazalis (1840-1909). 'Danse Macabre' staat voor dodendans. Opvallend in deze compositie is met name het gebruik van de xylofoon, een instrument dat de indruk wekt alsof de muziek wordt uitgevoerd op menselijke schedels.
De compositie opent met twaalf middernachtelijke klokslagen, gespeeld op een harp. De opmaat door cello's en contrabassen introduceren de Dood die de gestorvenen uit hun graven wekt. De dood opent zijn vioolpartituur met een melodie in een verminderde kwint, ook wel duivelsinterval genoemd (G-D-A-Es in plaats van de reguliere vioolstemming G-D-A-E).
Via een thematische opbouw van strijkinstrumenten bereikt het stuk zijn majestuoso: in de verbeelding komen meer en meer doden uit hun graven en beginnen met elkaar te dansen. De arme man danst met de rijke vrouw, de dood kent geen verschillen. Steeds voller en heftiger klinkt de melodie, alsof de skeletten door de wind worden opgejaagd, in het besef dat ze voor zonsopkomst teruggekeerd moeten zijn in hun graven.
Wanneer uiteindelijk de haan kraait, gespeeld op een hobo, is de dans abrupt voorbij en horen we de grafstenen weer dichtvallen. De dood blijft als laatste achter, zittend op een grafzerk, en speelt op zijn viool een afscheidsmelodie.
(We zochten bij voorkeur korte en duidelijke filmpjes, zonder veel show, spektakel en competitie.
Betere suggesties zijn welkom.)