Hoewel de dodendans een in diverse kunstvormen veel gebruikt begrip is, lijkt het zeer moeilijk om de herkomst ervan te vinden. Met ‘dans’ heeft het vaak weinig te maken.
Iedereen geeft een eigen invulling aan het begrip. Zowat alles waarin dans en dood met elkaar in verband gebracht worden kan een dodendans genoemd worden.

Als dansvorm is het volgens sommige bronnen in een vrij duister verleden wel gebruikelijk geweest dat bij een begrafenis de rouwenden op het kerkhof (en op de graven) dansten tot ze in extase raakten, waarna ze in de kerk terug tot rust kwamen. Later zou dit door de kerk verboden zijn.

Meestal wordt dodendans als metafoor, en niet als dans gebruikt.

DodendansVaak wordt i.v.m. de dodendans verwezen naar de pest, de Zwarte Dood. Die bereikte tussen 1348 en 1351 zijn hoogtepunt in Europa en kostte minstens een derde van de bevolking het leven. Met een lage levensverwachting, veel oorlogen en hongersnood, was de dood dagelijks present en het leven zeer relatief. Voor de ene een bevrijding, voor e andere een straf.
De pest, voor sommigen een straf van God, leidde tot extremen en wandaden, van vluchten, zieken weigeren, tot bidden, processies of een losbandig leven.

In de beeldende kunst wordt de dood weergegeven door een skelet, soms met zerk of zeis.
De boodschap die een uitgebeelde dodendans moest brengen was dat de Dood iedereen, ongeacht rang of rijkdom, vroeg of laat mee zou nemen. Iedere dag kan je laatste zijn, wees dus voorbereid (en leef godvruchtig).
Een stoet van geraamten of ontbindende lichamen danst soms onder leiding van Magere Hein. Een "stripverhaal", waarin de Dood iedereen uitnodigt


Volgens Hoek een fresco op de wand van de kerk is (1410) van La Chaise-Dieu de oudste nog bestaande dodendans.
Een vroege en bekende afbeelding van de dodendans is die van het Cimetière des Innocents in Parijs, dat in 1425 gemaakt is, doch later gesloopt werd.
Ook een 15e eeuws fresco in de Petruskapel in Macra Valle Maira bij Saluzzo in Noordwest-Italië is een van de aller-vroegste dodendansen.

Muziek, literatuur, theater en film hebben het gegeven opgepikt. Zeer bekend is het symfonisch gedicht van de Franse componist Camille Saint-Saëns, (1835-1921). (zie afzonderlijk artikeltje)