Dansen zijn altijd en overal ter wereld een bottom-up cultuur (geweest). Het volk danste om te vieren, te treuren of zich af te reageren of uit te leven, zoals bij het dansen rond de meiboom of bij de fakkeldansen op St.-Jansdag. Vaak probeert de wereldlijke of religieuze overheid dit losbandig gedrag in te tomen of te verbieden. Waarna de adel het zelf terug oppikte en na-aapte, en met hoofse en verfijnde maniertjes polijstte en verhief tot kunst.

HofdansenDansen bij begrafenissen of op het kerkhof was in het vroege christendom normaal, maar  al in de vijfde eeuw keurde Augustinus in een preek dit af. Hij vond dat de kerk waarin zich het gebeente van de heilige Cyprianus bevond "....verstoord werd door de ziekmakende onbeschaamdheid van dansers".
In 743 werden door het Concilium Germanicum reidansen als zondig verboden wegens hun (vermeende) heidensrituele oorsprong. In 745 werden door paus Zacharias alle religieuze dansen zonder meer verboden. Later probeerde de kerk het dansen te kerstenen, door het in een meer ingetogen vorm toe te staan bij processies.

In de 15e eeuw werden in Europa volksdansen overgenomen en verfijnd door de dansmeester voor de aristocratie in Frankrijk en Italië. De mogelijkheden waren afhankelijk van de gangbare mode en ruimte. De dames droegen lange slepen en de heren kousenbroeken, en schoenen met zeer lange punten. Dat beperkt de mogelijkheden natuurlijk.

De Estampie wordt als de eerste hofdans beschouwd.
Een hofbal was aan strenge regels en gedragscodes gebonden, met toegewezen plaatsen om te zitten en te dansen. In volgorde van rang stelden de paren zich op, bogen naar elkaar en dansten de Branle, een statige passendans. De ‘reverance’, de buiging was een onderdeel van elke dans aan het hof.
Daarna kwam de Gavotte, en begin 16e eeuw de Galliard. Die bestond onder andere uit grote en uitbundige beenbewegingen en sprongen.
Daarna kwam tussen 1650 en 1750 de periode van de Menuet met afgemeten kleine formele pasjes.
De 18e eeuw was de periode van de Wals met glijdende stappen en veel draaien. Tussendoor waren er nog vele andere dansen populair, zoals de hoffelijke Pavane, een wandeldans; en de statige Sarabande.

Alle hoven hadden dansmeesters in dienst. De eerste die nu nog bekend is, was Domenico de Piacenza. In 1614 publiceerde hij 'De arte saltandi et choreas ducendi', het eerste dansboek dat als manuscript bewaard is gebleven. Dansmeester beschrijven passen en dansen met een notatiesysteem, leren ze aan en leiden het bal in goede banen.

Bij feesten werd er tussen de (vr)eetpartijen aan het Hof ook gedanst. Deze dansen noemt men Intermediëen of Intermezzi.

Uit de hofdans ontstond het klassieke ballet. Koning Lodewijk XIV, de Zonnekoning, (Frankrijk) danste zelf de hoofdrol in balletvoorstellingen. Hij richtte de eerste balletacademie en een academie voor muziek op. Die bestaan nu nog steeds in Parijs.


Onder andere in de films Pride and Prejudice, en Casanova zijn voorbeelden te zien van dansen die aan het hof gedaan werden zoals An der schönen blauen Donau,  Annenpolka, de Quadrille, de Contredanse, de Allemande en de Mazurka.

Er zijn maar enkele verenigingen die zich bezig houden met hofdansen, vooral de nog gekende uit de 18e (rococo) en 19e eeuw (biedermeier).
Hun traditionele rococokostuums bestaan uit een gewaad met daaronder voor de dames paniers (mandjes) om een forse heuppartij te tonen. De heren dragen een kniebroek met witte kousen, een vest en een lange jas daarover. Beiden dragen een pruik en traditionele make-up: een wit gepoederd gezicht met rode wangen en lippen.
De biedermeierkostuums voor de dames hebben een hoepelrok met een lange versierde jurk er overheen. Het haar wordt opgestoken en met bloemen bezet. De heren dragen een kostuum, en hebben een vrij militaristische houding.
De rococo wordt sierlijk gedanst, de biedermeier strak.

 

(We zochten bij voorkeur korte en duidelijke filmpjes, zonder veel show, spektakel en competitie.
Betere suggesties zijn welkom.)